Hoeveel tijd voor de btw-vrijstelling wegens uitvoer?
Bestaat er een termijn binnen dewelke de goederen na de verkoop moeten worden uitgevoerd om recht te hebben op de btw-vrijstelling wegens uitvoer? Wat heeft de rechter hier op 26 november 2024 over beslist?

I. Btw-vrijstelling bij uitvoer
A. Algemene regels bij de uitvoer van goederen
Uitvoer is de verzending of het vervoer van goederen naar een derde land, m.a.w. naar een land dat geen deel uitmaakt van de Europese Unie.
De leveringen van goederen zijn vrijgesteld van btw wegens uitvoer als het vervoer van de goederen naar het derde land gebeurt:
- door of voor rekening van de verkoper (art. 39, §1, 1° W.Btw) ;
- door of voor rekening van de niet in België gevestigde koper (art. 39, §1, 2° W.Btw) .
Naast het feit dat de goederen de Europese Unie moeten verlaten en dus moeten verzonden of vervoerd worden naar een derde land, is voor de vrijstelling van btw wegens uitvoer ook vereist dat de koper niet in België is gevestigd. De uitvoervrijstelling is dus niet van toepassing bij goederenleveringen aan een Belgische koper die de goederen voor zijn rekening uitvoert.
Als de btw-vrijstelling wegens uitvoer van toepassing is, dan brengt de verkoper geen btw in rekening op zijn factuur, maar vermeldt hij “Vrijgesteld van btw wegens uitvoer”. Het factuurbedrag, zonder btw dus, neemt hij op in rooster 47 van zijn periodieke btw-aangifte.
B. Wie draagt de bewijslast?
De verkoper, en dus is het ook aan de verkoper om aan te tonen dat de goederen wel degelijk werden uitgevoerd. De bewijslast van de vrijstelling rust m.a.w. op degene die de vrijstelling toepast of inroept, m.a.w. de verkoper.
Dat is ook het geval als het vervoer gebeurt door of voor rekening van de niet in België gevestigde koper. Het is immers de verkoper die factureert en daarbij de btw-vrijstelling wegens uitvoer toepast. Het is dus aan de verkoper om aan te tonen dat alle voorwaarden ter zake zijn vervuld.
De verkoper zal kortweg moeten aantonen dat de goederen effectief vervoerd zijn vanuit België naar een derde land, of m.a.w. dat de goederen de Europese Unie hebben verlaten. De verkoop van een meubel aan een Japanner is op zich dus geen uitvoer, vereist is ook dat dit meubel niet in de Europese Unie blijft, bv. in het buitenverblijf van de Japanner aan de Italiaanse kust.
De verkoper kan dat bewijzen aan de hand van een geheel van overeenstemmende documenten, zoals de vervoersdocumenten, de betalingsstukken, bestelbons en vooral de door de douane geviseerde uitvoeraangifte (KB nr. 18, art. 3) .Gebeurt het vervoer door of voor rekening van de koper, dan moet de koper bij de inbezitneming van de goederen bovendien een ontvangstbewijs afleveren aan de verkoper. Dat ontvangstbewijs moet het volgende vermelden (KB nr. 18, art. 5, §2) :
- de datum van afgifte van de goederen;
- de omschrijving van de goederen;
- het land van bestemming van de goederen.
II. Bestaat er sowieso een uitvoertermijn?
A. Standpunt Btw
In het voorliggende geval ging het om de verkoop van paarden in maart en juni 2019 door een Belgische verkoper aan Zwitserse kopers. De fysieke uitvoer volgde echter pas in februari 2020 en in de tussenliggende tijd werden de paarden in de Europese Unie nog gebruikt voor wedstrijden.
De Btw is echter van oordeel dat de uitvoer onmiddellijk moet worden verricht na de verkoop en dat in de tussentijd in België of een andere EU-lidstaat geen gebruik mag worden gemaakt van de goederen, tenzij om ze uit te voeren (aanschrijving E.T. 97.794, 01.03.2001, art. 60) . De vrijstelling van btw wegens uitvoer werd dan ook door de Btw verworpen.
B. Standpunt rechtspraak
De rechtspraak is het niet eens met dit standpunt van de Btw. In de eerste plaats is de vrijstelling wegens uitvoer niet afhankelijk van een specifieke termijn waarbinnen het goed het grondgebied moet verlaten met als bestemming een derde land (HvJ, 19.12.2013, C-563/12, BDV Hungary Trading) . Er staat m.a.w. niet echt een termijn op binnen de welke de goederen de Europese Unie moeten verlaten hebben.
De vrijstelling kan nog altijd worden toegepast in geval van een tijdelijk gebruik van de goederen na de verkoop in België of in een andere lidstaat alvorens ze worden uitgevoerd (Antwerpen, 26.11.2024) .
De daadwerkelijke uitvoer van de goederen, waarvan het bewijs door de verkoper met een geheel van overeenstemmende documenten moeten kunnen worden geleverd. De timing van de uitvoer is dus niet het belangrijkste.
III. Wel uitvoertermijn in twee specifieke gevallen
A. Verkoop van landvoertuigen
Een wettelijke uitvoertermijn bestaat er wel voor landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48 cc of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt.
Als zij vóór de uitvoer in België worden ingeschreven op naam van de koper, moeten zij uitgevoerd worden uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand waarin de inschrijving plaatsvond (KB nr. 18, art. 4) .
B. Leveringen van goederen aan reizigers
De levering van goederen aan reizigers is vrijgesteld van btw als de reiziger de goederen in België aankoopt en ze in zijn persoonlijke bagage uitvoert naar een derde land (art. 39, §1, 4° W.Btw) . Daarvoor moeten uiteraard wel een aantal voorwaarden vervuld zijn (KB nr. 19, art. 8-9) .
Vereist is vooreerst dat de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de reiziger zich in een derde land bevindt. Onder ‘woonplaats’ of ‘gebruikelijke verblijfplaats’ verstaat men de plaats die als zodanig op de identiteitsdocumenten van de reiziger is vermeld. De nationaliteit van de reiziger heeft geen belang.
Het moet daarnaast gaan om goederen zonder handelskarakter. Dat is kortweg het geval als de aankoop een incidenteel karakter heeft en de gekochte goederen uitsluitend bestemd zijn voor zijn persoonlijk gebruik of van zijn gezinsleden of om te worden weggeschonken. Dit zal moeten blijken uit de aard en de hoeveelheid van de aangekochte goederen.
De waarde van de aangekochte goederen moet per factuur hoger zijn dan € 125, inclusief btw.
Onder het minimumbedrag van € 125, inclusief btw, geldt de btw-vrijstelling niet. Er moet gekeken worden naar het factuurbedrag om te beoordelen of al dan niet aan deze drempel is voldaan.
De goederen moeten uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand van de aankoop de EU hebben verlaten.